Huis Den Dam

Strategische aankoop

Den Dam is een van de huizen in de Graafschap die werden opgekocht om een ander goed meer status te geven. In 1701 verkoopt de toenmalige eigenaar, Marie de Rechigne Voisin, bijgenaamd Loges en weduwe van Philip van Goltstein, het huis aan Arnold Joost van Keppel, graaf van Albemarle. Deze had kort daarvoor het nabijgelegen huis De Voorst laten bouwen, mede dankzij zijn goede relatie met koning-stadhouder Willem III. Door de aankoop van Den Dam wilde hij zijn landgoed uitbreiden met jachtterreinen.

Zijn zoon, William Anne, de tweede graaf van Albemarle, verkoopt Den Dam in 1745 weer door aan Frederik Robert Evert van der Capellen, heer van het naburige Boedelhof.

Historische oorsprong

Waarschijnlijk stond er op de plek van Den Dam al in 1190 een spieker (een versterkte opslagplaats). In 1399 wordt er voor het eerst officieel melding gemaakt van een havezate Den Dam, beleend aan Johan van der Capellen. Aan Den Dam was ook een molenrecht verbonden, wat mogelijk de naam verklaart: een dam in de beek om het water op te stuwen voor een molen.

Vele eeuwen, van ca 1400 tot ca 1800 is het huis, met enige tussenpozen, in bezit van leden van de familie van der Capellen, die ook ‘t Rijsselt en de Boedelhof bezitten. In 1599 laat Gerlach van der Capellen een nieuw huis bouwen. Later, in 1765 laat Alexander Hendrik van der Capellen het huis  ingrijpend verbouwen in sobere classicistische stijl, waarbij de kenmerkende trapgevels het moesten ontgelden.

Architectonische aanpassingen

Het huidige uiterlijk van Den Dam ontstaat grotendeels in 1875, toen het dak wordt verlaagd. Toch krijgt het zijn definitieve aanblik pas in 1938, wanneer de nieuwe bewoner, Bosch van Rosenthal, een aanbouw met biljartkamer tegen de zijgevel laat plaatsen.

 

Een huis met geschiedenis in oorlogstijd

In 1934 probeert Jan Laurens Sölner het huis voor ƒ29.180 te kopen, om te voorkomen dat er een crematorium wordt gebouwd. Ondanks een vorm van crowdfunding avant la lettre, lukt het hem niet de financiering rond te krijgen. In 1937 wordt Den Dam daarom verkocht aan Johan Jeronimus Balthasar Bosch van Rosenthal.

Zijn zoon, Edzard Jacob Bosch van Rosenthal, wordt watergraaf van het waterschap De Berkel en is actief in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij sneuvelt op 2 april 1945 tijdens gevechten in Almen, vlak voor de bevrijding. Postuum ontvangt hij het Verzetskruis.