Familie De Visser

Afd. 1, graf 038

Bij binnenkomst van de Oude Begraafplaats is aan de rechterhand, direct achter het graf van burgemeester Thomasson een grafsteen te vinden, waarop nauwelijks iets te lezen valt. Hier is begraven het echtpaar de Visser-Six, samen met hun beide dochters.

Geschaakt

Maria Henriëtta Six (1794-1854) kwam uit de belangrijke regentenfamilie Six uit Amsterdam, maar groeide op in Hillegom. Daar leerde ze Willem de Visser kennen.

Geert Mak schrijft in zijn boek ‘De levens van Jan Six’ daarover: “Ze werd, op haar drieëntwintigste, verliefd op een man ver beneden haar stand. Ze trotseerde haar vader en de rest van de familie, liet zich door hem schaken – volgens geruchten werd ze door de tuinbaas in een wasmand naar buiten gesmokkeld – en waagde het om met hem een ‘normaal’ leven te beginnen.”

Willem de Visser (1794 – 1868) was zijn loopbaan als schrijver in Haarlem begonnen. In de tijd, dat Willem een relatie begon met Henriëtte, was hij als substituut-schout werkzaam in die stad.

Vier maanden na de schaking trouwden Willem en Henriëtte in Castricum en begonnen hun ‘normale leven’ op een bovenverdieping aan de Oeverstaat in Arnhem. Na enkele andere betrekkingen werd Willem in 1837 benoemd tot ontvanger der rijksbelastingen in Lochem. Hun oudste zonen Willem en Jan kwamen niet mee naar Lochem, zij hadden zich al elders gevestigd. Wel kwamen mee: Johanna Maria (16 jaar), Hendrik (14 jaar), Agathe Susanna Aleida (11 jaar), Karel (8 jaar) en Arnold (6 jaar).

Het huis van de dames de Visser

Hoewel Henriëtte Six door haar familie verstoten en onterfd was kwam haar wettelijk toch nog een aanzienlijk erfdeel toe. Daarvan kocht zij in 1853 het monumentale pand dat toen nog aan de voet van de Gudulakerk stond. Ook bij de laatste herinrichting van de Markt zijn de contouren van het huis duidelijk zichtbaar in de bestrating aangebracht.

Dat huis is in 1897 afgebroken en werd meestal ‘het huis van de dames de Visser’ genoemd, naar de beide ongetrouwde dochters Johanna Maria en Agathe Susanna Aleida die er nog lang woonden nadat hun ouders in 1854 en 1868 waren overleden.

Maatschappelijk betrokken

Zowel moeder als dochters de Visser waren actief in het Lochemse sociale leven. Bij het overlijden van Maria Henriëtta de Visser – Six werd zij geprezen om haar ‘edeldenkend hart’: “.. een hart dat zich het lot van zoveelen aantrok. Geen bedelaar schelde vergeefs aan hare deur. Geen behoeftige badt vergeefs om ondersteuning. Geen arme moeder in het kinderbed, of zij mocht zich soms te goed doen aan hare spijzen.”

De dochters, in het bijzonder Agathe de Visser, volgden hun moeder in haar maatschappelijke betrokkenheid. Zo gaven ze in hun ‘salon’ kooklessen, organiseerden lezingen, brei- en naaiclubjes, enz. en vormden aldus een soort huisvrouwenvereniging, uiteraard toen nog alleen voor dames van ‘fatsoenlijke huize. Agathe was vervolgens jarenlang penningmeester van de plaatselijke afdeling van de ‘Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Tesselschade’.

Als leden van de Remonstrantse Gemeente waren ze betrokken bij initiatieven uit die gemeenschap. Agathe maakte deel uit van het comité voor de oprichting van het Lochemse ziekenhuis en was later lid van het bestuur, samen met onder anderen dominee Horst.

Gemeentelijke belangstelling voor het huis van de dames De Visser

Toen in 1892 de weduwe Broekmaat overleed en haar erflaters haar huis aan de Markt (tegenwoordig Kawop) wilden verkopen, zag de gemeente haar kans schoon en kocht alles op. Ook de gezusters De Visser werden benaderd of zij ook niet genegen waren hun huis aan de gemeente te verkopen, zodat het oude kerkhofgedeelte ten noorden van de kerk bij de Markt kon worden getrokken.

De dames stemden daarmee in op voorwaarde dat de beide dames er konden blijven wonen tot de oudste van hen beiden, Johanna Maria, zou zijn overleden. De dames stonden al wel meteen een groot deel van hun tuin af en een schuur van Broekmaat werd afgebroken, zodat de gemeente in 1892 een goede doorgangsweg kon laten aanleggen van de Markt naar de Molenstraat.

Zo bleef de situatie tot 1897. Johanna Maria was overleden en Agathe vond een nieuw onderdak.
Het huis van de dames de Visser werd afgebroken. Kerk en Stadhuis kwamen daarmee echt aan de Markt te staan. Agathe overleed in 1907 en vond haar laatste rustplaats in het graf bij haar ouders en haar zuster.

Voor een uitgebreide versie van dit verhaal zie Land van Lochem 2025