Mozes Spier

Op het adres Wilhelminalaan 18 in Lochem is een Stolperstein gelegd voor:

Mozes Spier (79 jaar), Geboren Kalkar 1864 Vermoord 30 april 1943 in Sobibor

Mozes Spier werd op 10 september 1864 geboren in Kalkar Goch, Rheinland, Pruissen.
In 1866 kwam Mozes als tweejarige zoon met zijn moeder Saartjen Spier-Fortuin (1835-1917) en zijn beide zusjes Flora (1863) en Mathilda (1866) naar Lochem. Vader Michiel Spier was uit beeld. Moeder en kinderen werden ingeschreven op adres Walderstraat 29, de woning van haar oom Jacob Mozes Fortuin (1839-1929) en tante Elisabeth Fortuin-Bueno de Mesquita (1827-1899). Flora werd na aankomst in Lochem al gauw ondergebracht bij de buren op nummer 27. Daar woonde een andere oom en tante van Saartjen, Isaac Fortuin en zijn vrouw Esther Bueno de Mesquita. Moeder Saartjen hertrouwde in 1895 met koopman Salomon Prins, hulpgazan in Alkmaar, gemeenteraadslid, lid van zowel de Provinciale Staten als van de Tweede Kamer.

Op tweeëndertigjarige leeftijd was Mozes koopman en hij trouwde op 24 augustus 1892 in ’s Gravenhage met de in 1863 in Amsterdam geboren Rachel Lopes Suasso. (N.B. Vanwege vervolging van Sefardische Joden waren haar voorouders in de zestiende eeuw vanuit Portugal naar de tolerante en vrijheidsgezinde Republiek der Nederlanden gevlucht.)

Het prille echtpaar betrok een woning in Lochem op het adres Tramstraat 27. Later verhuisde het stel naar Nieuweweg 56. Op 14 juni 1894 werd het verblijd met de geboorte van dochtertje Clara Rebecca. Een jaar later, op 23 juni 1895, werd zoon Emile David geboren. Rond deze tijd verliet het gezin Lochem en vestigde zich in de Van der Helststraat 82 in Den Haag. Nog datzelfde jaar verhuisde het gezin naar de Nieuwe Heerengracht 209 in Amsterdam. Het huwelijk hield geen stand: In juni 1904 scheidden Rachel en Mozes van tafel en bed, waarop Mozes zich weer in Lochem vestigde; Rachel en hun beide kinderen bleven achter in Amsterdam. Enkele jaren later keerden zij terug naar Den Haag.

Mozes vond in Lochem aanvankelijk weer onderdak bij het gezin van eerdergenoemde oom Jacob Mozes Fortuin. Van daaruit ging hij op zoek naar een onderdak elders. Dit vond hij in 1918 bij kleermaker Frederik Breekveldt (1873) op Wilhelmina van Pruissenlaan 12 (nu Wilhelminalaan 12). Nadat Frederik in 1907 met Jacoba Weijling in het huwelijk was getreden kwam zij vanuit Enschede naar de Wilhelmina van Pruissenlaan 12. Later verhuisde het echtpaar Breekveldt-Weijling naar Wilhelmina van Pruissenlaan 18. Overigens had kleermaker Jan Willem Grooters (1845) al wat langer op beide adressen onderdak bij het echtpaar Breekveldt-Weijling.

Op 22 februari 1912 werd het feit dat Mozes en Rachel jaren eerder al uit elkaar waren gegaan bij vonnis van de Rechtbank Den Haag formeel uitgesproken. Datzelfde jaar overleed Rachel. Hun beide kinderen waren toen 17 en 18 jaar oud. Zoon Emile David werd handelsreiziger in Buitenzorg, Batavia, Java waar hij ook enkele ambtelijke bestuursfuncties bekleedde. Op 12 maart 1919 trouwde hij met Marie Catharine Alexandrine Edwards. Op 31 maart 1920 kregen ze dochter Elvire. Vader Emile liet een jaar later, op vijfentwintigjarige leeftijd op Java het leven. In documenten is sprake van zelfmoord. Het was een verdrietig verlies voor Mozes en zijn ex.

We zijn inmiddels meer dan dertig jaar verder:

Op 9 april 1943 maakte Mozes deel uit van een grote groep Joodse Lochemers die zich die dag bij het stadhuis op de Markt moest vervoegen. Onder toezicht van de Wehrmacht liep men vanaf daar naar het station waar hen de trein naar Kamp Vught wachtte. Samen met veel andere Joden werd Mozes Spier vanaf Vught binnen twee weken naar Kamp Westerbork overgebracht waar hij in barak 83 werd geplaatst, een barak waar zieke mensen bijeen werden gehouden. Na een verblijf van slechts vijf dagen werden 1204 Joodse geïnterneerden per trein naar het Oost-Poolse vernietigingskamp Sobibor getransporteerd. Bij aankomst op 30 april 1943, werden allen vermoord. Een van hen was Mozes Spier, een negenenzeventigjarige heer, slachtoffer van barbaarse wreedheid. Zijn dochter Clara Rebecca trof later, op 11 februari 1944, samen met haar echtgenoot Abraham Spinoza Catella Jessurum in Auschwitz hetzelfde tragische lot. Ook de vijf kinderen van Mozes’ zus Flora werden slachtoffer van het naziregime.