Echtpaar Wijler – Vomberg

Op 22 maart 2023 werden op adres Kastanjelaan 1 twee Stolpersteine gelegd voor:

Salomon Wijler (51 jaar) Geboren 1892 Omgebracht 30-11-1943 in Dorohusk Polen
Pauline Wijler-Vomberg (50 jaar) Geboren 1892 Omgebracht 14-5-1943 in Sobibor

Salomon en Paulina werden in 1892 in dezelfde week geboren: zij in Zutphen op 10 juni, hij vijf dagen later in Lochem. Beiden overleden ook op vrijwel dezelfde leeftijd, zij 50 en hij 51.

Ze kwamen beiden uit een gezin met maar liefst negen kinderen. Het gezin van Paulina verhuisde in 1912 van Zutphen naar de Plantage Franschelaan in Amsterdam, een buurt waar veel welgestelde Joden woonden.

Salomon en Paulina trouwden op 19 juni 1925 in Zutphen. Uit dit huwelijk werden tussen 1927 en 1937 een meisje en drie jongens geboren. Zij zouden de oorlog overleven.

In officiële documenten werd het beroep van Salomon aangeduid als ‘koopman’. In de praktijk hield dit ‘veehandelaar’ en ‘landbouwer’ in. Hij bezat een viertal percelen grond in de buurt van Winterswijk. Een merkwaardige locatie wanneer Kastanjelaan 1 in Lochem je woonadres is. Deze monumentale villa getuigt van maatschappelijke en economische welvaart dat het jonge gezin genoot. Hoe dan ook, tegen de achtergrond van het streven van de nazi’s alle Joden (ook) uit het economisch leven te verwijderen werden deze landerijen hem in februari 1942 door het Departement van Landbouw en Visscherij ontnomen.

De overburen van Wijler, de familie Van Buren in de Paul Krügerstraat, hielp het gezin bij hun onderduik. Samuel, Paulina en zoontje Nathan werden door de kleine verzetsgroep ‘Het Driemanschap’ die in de omgeving van Epe actief was, ondergebracht in ‘De Blauwvoet’, een klein houten landhuis in Tongeren, vlakbij Epe. Hun drie andere kinderen, tussen de zes en zestien jaar, werden vanaf daar op verschillende plekken in onderduik gebracht. Twee brieven die een lid van een verzetsgroep in Amsterdam zou bezorgen werden door een collaborateur onderschept. Uit deze brieven kon eenvoudig de verblijfplaats van Samuel, Paulina, Nathan en de zes overige onderduikers worden achterhaald. Allen werden dan ook op de avond van Pesach, op 19 april 1943, opgepakt en naar Amsterdam afgevoerd. Daar werden ze via de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan op 6 mei naar Westerbork gedeporteerd. Getipt door ‘Epe’ werd zoontje Nathan door een Amsterdamse verzetsgroep naar de Joodse crèche aan de overkant van de straat gesmokkeld van waar hij, zoals alle andere kinderen daar, elders in onderduik verdween. Salomon en Paulina werden in Kamp Westerbork vijf dagen in strafbarak 67 ondergebracht, waarna ze op 11 mei met 1446 andere gevangenen op transport werden gezet naar Sobibor. Paulina vond een paar dagen later, op 14 mei, de dood; vermoord. Salomon werd doorgestuurd naar Dorohucza, een kamp ten zuidwesten van Sobibor. De Joodse arbeiders moesten in de omgeving daarvan onder verschrikkelijke omstandigheden turfsteken, zwaar werk, totdat ze er letterlijk dood bij neer vielen. Dit overkwam Salomon op 30 november 1943.

Hun vier kinderen, Samuel, Mietje, Nathan en Adolf, vestigden zich na de Tweede Wereldoorlog in Israël. Nathan beschreef zijn jeugdherinneringen in “Mijn Shoah, jullie herinneringen”, een boek dat in 2009 in het Hebreeuws verscheen.