Egbert Enserink

Op het adres Harfsensesteeg 17 in Harfsen is een Stolperstein gelegd voor

Egbert Enserink (32 jaar), Verzetsstrijder Gearresteerd op 12 november 1944. Geïnterneerd in Gladbeck-Zweckel. Bezweken aan uitputting in Winterwijk op 4 februari 1945

Nu, bijna 80 jaar na de oorlog, zal bij velen de vraag rijzen: ‘Wie was Egbert Enserink en waaraan heeft hij dit eerbetoon van een Stolperstein te danken?’

Egbert Enserink, voor familie en vrienden ‘Ep’ of ‘Eppie’, werd geboren op 21 januari 1912 op boerderij De Huurne aan de Harfsensesteeg. Hij was de oudste zoon van Gerrit Enserink en Johanna Hietkamp, die na hem nog 12 kinderen kregen.

Kort na het huwelijk van Egbert met Hennie Lammers ging het paar wonen in de Nachtegaalstraat in Eefde, waar ze twee kinderen kregen: zoon Jan en dochter Jannie.

In zijn militaire dienst maakte Egbert als motorordonnans deel uit van de ‘Gele Rijders’. Al direct na het begin van de oorlog liet Egbert zien aan welke kant hij stond: Hij gooide zijn motor in de IJssel zodat de Duitsers hem niet meer konden gebruiken. Hij had zijn anti-Duitse houding niet van een vreemde, want vrijwel de gehele familie Enserink was op de Huurne betrokken bij verzetsactiviteiten. Op de boerderij vonden talrijke mannen die weigerden in Duitsland te gaan werken een schuilplek en de oudste zoons en dochters Enserink zaten samen met vrienden en onderduikers op naburige boerderijen in het verzet. Het gelovige gezin vond steun in Jesaja 16:3 ‘Verberg de verdrevene en meld de omzwervende niet’.

Terwijl zijn broer Tinus na verraad tijdens een razzia van SS’ers en Landwachters werd opgepakt en in een kamp bij Leipzig terecht kwam, ging Egbert onverdroten door met zijn verzetswerk als lid van de LO (Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers) en voor de verzetsgroep Laren-Noord van de LKP, de Landelijke organisatie van Knokploegen. Tinus overleefde de oorlog wel in tegenstelling tot Egbert.

Op 21 november 1944 werd Egbert gewaarschuwd dat de verzetsgroep LKP Laren-Noord verraden was. Toen hij het zijn vrouw in Eefde wilde vertellen, zat de Gestapo al in zijn tuin. Vluchten was onmogelijk. Egbert werd opgepakt en kwam met anderen via de Oxerhof bij Deventer uiteindelijk terecht in de gevangenis De Kruisberg in Doetinchem.

Op 21 december 1944 volgde het transport per veewagen naar Arbeitslager Gladbeck in Westfalen. Uitgeput, ondervoed en doodziek werd hij midden in de winter buiten het kamp gezet. Meelevende vrachtwagenchauffeurs namen hem mee naar Nederland en brachten hem naar het ziekenhuis in Winterswijk. Zijn vrouw Hennie, broer Johan en vader Gerrit zochten hem op en putten hoop op herstel, maar dat bleek ijdele hoop: kort na hun ontmoeting overleed Egbert op 4 februari 1945 in het ziekenhuis. Het gevaar van overvliegende vliegtuigen trotserend, slaagde broer Johan er in om het lichaam van Egbert met paard en wagen naar Eefde te brengen. De begrafenisdienst vond plaats in de kerk in Eefde, waar onderduikers de kist bedekt hadden met een krans. Familie van Egbert en onderduikers van De Huurne konden niet bij de dienst aanwezig zijn omdat ze gevaar liepen opgepakt te worden.

Egbert is begraven op de begraafplaats in Almen.

De naam Egbert Enserink staat vermeld op de lijst van pilotenhelpers WO-2 en komt tevens voor op de Erelijst van Gevallenen in de Tweede Kamer.