Familie Hartog – Vromen

Op 1 juni 2022 zijn op het adres Walderstraat 17 in Lochem vier Stolpersteine gelegd voor:

Alexander Joseph Hartog (55 jaar), omgebracht 9 juli 1943 in Sobibor.
Betsy Hartog-Vromen (53 jaar), omgebracht 9 juli 1943 in Sobibor.
Joseph Hartog (20 jaar), omgebracht 9 juli 1943 in Sobibor.
Adolf Hartog (18 jaar), Omgebracht 9 juli 1943 in Sobibor.

De eerste twee generaties Hartog

Alexander Joseph Hartog en zijn broer Aharon (Zuiderwal 15) kwamen uit een oud slagersgeslacht.

In 1848 verhuisden grootvader Salomon Joseph Hartog (1809-1869) en grootmoeder Goedjen Salomon Vredenburg (1812-1857) vanuit Zutphen naar Lochem, waar ze zich vestigden op Walderstraat 165, het tegenwoordige huisnummer 17. Ze begonnen daar een koosjere slagerij. In 1894 maakte de winkel met woonhuis plaats voor nieuwbouw. Het is het pand met de fraaie Jugendstilgevel die we nu nog kennen. Tegenwoordig is de Wereldwinkel erin gevestigd.

Het echtpaar Hartog-Vredenburg kreeg tussen 1846 en 1857 vijf kinderen, waaronder Joseph Salomon (1848-1921) en Abraham (1857-1910). Deze twee zonen namen na de dood van hun vader in 1869 de slagerij over. Abraham haakte in 1906 zakelijk af en vertrok met zijn grote gezin naar Antwerpen maar kwam uiteindelijk in een gehucht bij Apeldoorn terecht.

In 1883 trouwde Joseph Salomon Hartog met Anna Bet Polak, dochter van een Joodse familie die een zeker aanzien genoot in Steenwijk. Ze kregen vier kinderen; twee daarvan lieten het leven op dertigjarige leeftijd. Alexander (1888) en Aharon (1890) werden beiden slagersknecht in de zaak van hun vader. Toen deze in mei 1921 overleed, zetten beide broers de zaak voortvarend voort. In 1927 verrijkten ze de slagerij met een elektrische koelcel.

De generatie van Alexander Joseph en Aharon

Eind 1921 trouwde Alexander met zijn vroegere buurmeisje Betsy Vromen (1890), opgegroeid in het huis Walderstaat 15. Vanaf 1917 werkte ze in het Centraal Israëlitisch Ziekenhuis in

Amsterdam. Toen moeder Anna Bet Polak eind 1921 een woning aan de Zwiepseweg 59 had gekocht en vervolgens betrok, kwam Walderstraat 17 beschikbaar voor Alexander en Betsy. Ze kregen er twee zonen: Joseph (1922) en Adolf (1924). Wat is het achteraf gezien cynisch dat deze jongens die namen kregen.

Broer Aharon stapte in 1934 op veertigjarige leeftijd in het huwelijksbootje met Branca Brest uit Zwartsluis. Ze gingen in Lochem op kamers wonen op Zuiderwal 15, min of meer om de hoek van de slagerij. Het stel bleef kinderloos.

Begin 1942 ging Joseph, de oudste zoon van Alexander en Betsy, naar Amsterdam om als boekhouder aan het werk te gaan bij het Nieuw Israëlitisch Weeshuis. Hij had een kamer bij het gezin van Louis Asscher aan het Merwedeplein 57 II. De familie Frank woonde vanaf 1933 aan dit plein op huisnummer 37 II. Misschien hebben ze elkaar wel gekend, Anne en Joseph.

Broer Aharon werd door de bezetter in augustus 1942 in Kamp Lievelde als Joodse dwangarbeider tewerkgesteld. Na de landelijke razzia van 3 tot en met 5 oktober 1942 werd hij in Kamp Westerbork herenigd met zijn vrouw Branca. Diezelfde maand werden ze naar Auschwitz getransporteerd waar ze op 21 oktober 1942 werden vergast met Zyklon B.

Alexander Hartog, zijn vrouw Betsy Vromen en hun jongste zoon werden door de Joodse Raad gedwongen hun huis aan de Walderstaat 17 per 13 januari 1943 te verruilen voor de woning Transvaalstraat 125 in Amsterdam-Oost, het stadsdeel waar veel Joden onder dwang werden gehuisvest. Een week later voegde Joseph zich vanaf het Merwedeplein bij hen: het gezin was weer samen. Vijf maanden later werd het tijdens de razzia van 20 juni opgepakt en nog diezelfde dag per trein naar Kamp Westerbork afgevoerd. Op 6 juli volgde de laatste reis die op 9 juli 1943 eindigde in een gaskamer van Sobibor.